‘Er is geld te halen, daar in
dat huis. Ik ben zeker er van!’ Robert schepte graag op tegenover zijn
kompanen. Een groepje mannen van middelbare leeftijd die elkaar ongeveer een
jaar geleden hadden ontmoet in het dorpscafé. Lotgenoten van de financiële crisis,
dit groepje van vier kwam elke maandag bij elkaar bij café de Blauwe Ridder. Ze
dronken dan een aantal pilsjes, speelden wat potjes kwajongen en klaagden over
hun gedwongen ontslagen en te lage WW-uitkeringen. Anton, Frank, Paul en
Robert, ze zaten allemaal al minstens ander halfjaar in een uitkeringssituatie.
De mannen gaven alles en iedereen de schuld, de regering, de bedrijven, de
crisis.
Evelyn, de jonge barmedewerkster, zette vier nieuwe glazen bier bij de heren op
de tafel. Anton, Frank en Paul keken haar na terwijl Robert recht voor hun
neuzen met zijn vingers knipte. ‘Heren opletten, ik was bezig met iets te
vertellen.’ Anton die met zijn slome blik als eerste regeerde, was geërgerd. ‘Het
is een vrouw van ver in de tachtig, vind je het niet een beetje zielig om een
oud dametje te beroven?’ Frank en Paul durfden niets te zeggen, ze wachtte
rustig de reactie van Robert af.
‘Wat wil je anders? Een bank beroven? Ik weet niet of je het nieuws hebt
gevolgd, maar de banken hebben ook geen geld meer. Die oude mensjes hebben
fortuinen in hun huis liggen. Daarnaast zijn ze altijd verzekerd tot en met.
Als je er mee zit dan wil ik gerust alleen voor het geld gaan en niet voor de
sieraden.’
‘Sieraden ja, bejaarden hebben alleen emotionele waarde. Geld kan vervangen
worden.’
Robert knikt. ‘Dank je wel Paul voor je heldere inbreng. Zie je Anton, zo kan
het ook.’ Anton keek beledigd naar beneden en nam een slokje van zijn bier.
‘Wat doen we met haar? Bedreigen we haar? Binden we haar vast? Een hartaanval
uitlokken vind ik ook zo zielig voor zo’n mens.’ Frank was de jongste van het
stel en zijn twijfelachtige karakter bracht wat oproer in het gezelschap.
Robert, die duidelijk de leiding had legde zijn hand op Frank’s schouder. ‘Als
we geluk hebben worden we niet eens met haar geconfronteerd. Ik heb het huis
geobserveerd en zie daar nooit beweging. De rolluiken zijn constant dicht en
rond negen uur schijnt er kort een licht op de eerste verdieping, daarna blijft
het donker. Ik ken het patroon en die vrouw gaat elke dag stipt om negen uur
naar bed. Wat zeggen jullie ervan? Doen?’
Het bleef even stil totdat Paul voorzichtig “ja” knikte, hierna knikten ook de
hoofden van Frank en Anton. ‘Goed,’ Robert wreef in zijn handen en legde een
briefje van twintig op de tafel, ‘dan laten we gaan.’
‘Wat, nu?’ Klonk er in koor.
‘Ja, het is nu half tien, dus een mooiere kans bestaat er niet. Durven jullie
niet meer?’
De drie mannen knikten weer en hielden hun mond. Ze zeiden gedag tegen Evelyn
en gingen richting het landhuis van mevrouw van der Meer.
Het huis lag twee kilometer
buiten het dorp langs een verlaten weg. Volgens Robert een ideaal huis om te beroven.
Het leek alsof hij deze avond tot in de details had uitgewerkt, hij had een
koevoet, vier zaklantaarns en eveneens vier skimutsen in de auto liggen.
Anton’s muts ging niet volledig over zijn bolle kop en nam genoegen met een
stuk tot aan de wenkbrauwen. Hij had mevrouw van der Meer nooit gezien, dus ze
zou hem ook niet herkennen. Ze besloten de skimutsen niet te gebruiken. De
rolluiken waren inderdaad dicht en er was nergens licht te bekennen. De vier
mannen liepen over het grindpad naast het huis richting de achterdeur. Frank
hield zijn hand voor het hoofd keek naar binnen. ‘Ik zie geen steek.’ Paul
scheen met zijn zaklantaarn naar binnen en zag een berg aan vuile afwas staan.
‘Weet je zeker dat hier iemand woont?’ Het lijkt wel of er een jaar niet meer
is afwassen.’
‘Misschien krijgt ze wel elke dag tafeltje dekje.’
‘Dat zou best eens kunnen Anton. Maar we zijn niet hier om de reinheid van dit
huis te beoordelen. We zoeken het geld en dan gaan we weer naar buiten, snel en
simpel.’ Roberts’ orders waren duidelijk. Hij zette de koevoet tussen de deur
en het slot, met één beweging kraakte de deur open. Het hout brokkelde naar
beneden, het was alsof deze deur al jaren rot was en ook zonder koevoet geopend
kon worden. ‘Zouden al vaker mensen hebben ingebroken?’ vroeg Frank zich af.
‘Het lijkt wel of deze deur al tientallen keren is opengebroken.’
‘Shhh,’ zei Robert vel en maakte een beweging om naar binnen te gaan. Met
Robert voorop achtervolgden de mannen hem zo geruisloos mogelijk. Vanuit de
keuken kwamen ze terecht in een grote hal. Aan de andere kant van de hal bevond
zich de woonkamer en eetkamer. Rechtdoor onder de trappen door was een grote
privé bibliotheek. De trappen leidde naar de bovenverdieping en er was nog een
kelderdeur, deze bevond zich naast de ingang van de keuken. ‘Ok, het
makkelijkste lijkt me om ons op te splitsen, zo kunnen we in een korte tijd de
meeste delen van het huis doorzoeken.’
‘Hoelang ben je hier al mee bezig geweest Robert? Het lijkt wel of je alle
stappen al weet.’
‘Stil nou Anton. Als ik iets van plan ben dan zorg ik ervoor dat ik niet voor
verrassingen kom te staan.’ Robert fluisterde voorzichtig in de hoop dat
mevrouw van der Meer niet wakker zou worden. ‘Anton, jij neemt de eetkamer, met
jouw postuur lijkt me dat toepasselijk.’ Anton kon er niet om lachen. Frank
begin je op de bovenverdieping. Vermijd alleen de laatste deur aan de
linkerkant, dat is de slaapkamer.’ Frank knikte instemmend. ‘Paul, de kelder.’
‘Nee, dat meen je niet. Ik hou niet van vochtige plekken.’
‘Daarom dat je al drie maanden geen seks meer gehad.’
‘Hou je mond Anton! Goed, ik doe de kelder wel.’
Robert knikte tevreden. ‘Ik doe de bibliotheek, mochten jullie iets gevonden
hebben of klaar zijn met zoeken dan komen jullie naar mij toe.’ De drie mannen
gaven ieder een sein af dat ze het begrepen hadden en gingen naar hun
aangewezen bestemmingen.
Frank zag zijn vrienden ieder een deur nemen en verdwenen naar een andere
ruimte. Hij was als enige nog aanwezig in de hal. Voorzichtig liep hij de trap
omhoog. Deze was bekleed met een oude rode stof. Een ander soort stof bevond
zich op de trapleuning, zeker een dikke lang van een paar centimeter. ‘Geen
leuke klus voor een schoonmaakster,’ mompelde Frank in zichzelf. Nog voordat
hij de bovenverdieping had bereik hoorde hij een licht gegiechel. Frank kreeg
kippenvel. Had hij dat nou goed gehoord?
Terwijl hij op de laatste trede stapte hoorde hij het weer. Het leek haast een
kinderlijke lach. ‘Ik moet echt stoppen met alcohol drinken.’ Het kwam van de
deur rechts van hem. Het kan nooit die
oude vrouw zijn, misschien is het wel de wind. Zonder erover na te denken pakte
Frank de klink vast en opende voorzichtig de deur. Hij was verrast door wat hij zag. Een roze
kamer met hartjesmotieven en planken vol met porseinen poppen. Frank kreeg de
kriebels van hun griezelige witte gezichtjes. In het midden stond een tweepersoonsbed,
ook bedolven onder het stof en voorzien van spinnenwebben. Het leek wel een
kamer voor een jong meisje. Zonder er eerst echt aandacht hebben te besteed
keek Frank naar het bed en zag dat de deken een beetje bol stond. Zag hij daar nou net iets bewegen? Hij
benaderde de rand van het bed en merkte op dat er inderdaad beweging onder de
deken plaatsvond. Voorzichtig pookte hij met zijn vinger ertegen. ‘Hallo?’ Het
gegiechel dat hij op de gang had gehoord kwam duidelijk van onder de deken
vandaan. Het klonk als een jong meisje. Verdomme
Robert, je zei dat er niemand anders in dit huis aanwezig was. Frank
gebruikte zijn meest vriendelijk stem om de persoon niet te laten schrikken.
‘Ik wil je geen pijn doen, wie ben jij? Ik ben Frank.’ De deken ging geleidelijk
omhoog en lange zwarte haren kwamen tevoorschijn. Daaronder kwam het gezicht
van een poppetje, zo gaaf en ongeschonden. Ze was niet ouder dan vijftien.
Frank zag een schoonheid, ze keek hem aan met glinsterende oogjes. ‘Hoi, ik ben
Kyra,’ zei ze ondeugend. ‘Dag Kyra, ben je bij je oma op bezoek?’ Ze draaide
met haar pink om haar mond en keek in het rond, ‘misschien,’ gevolgd door een
lachje. ‘Wil je naast me op bed komen liggen?’ Frank die heel goed het verschil
tussen goed en fout wist werd overvallen door een vreemd verlangen. Een
onbekende kracht die hem naar het bed leidde. ‘Ga maar liggen, ik bijt niet.
Frank ging stijfjes naast Kyra liggen en keek haar met een peinzende blik aan.
‘Dit is niet wie ik ben, vergeef me.’
‘Je hoeft je nergens voor te verontschuldigen.’ Kyra kroop tegen Frank aan. Ze
droog een roze nachtgewaad. Met haar rechterhand ontblootte ze subtiel haar
linkerborst. Frank had nog nooit zo’n perfecte borst gezien. Mooi rond en
afgewerkt met een prachtige tepel. ‘Wil je hem vastpakken? Het mag hoor.’
Frank, die wist dat hij beter zou moeten weten, werd door een mystieke kracht
aangetrokken. Hij reikte zijn hand uit en voelde de soepele beweging van Kyra’s
borst. ‘Lekker is het niet?’ Kyra bleek ervan te genieten. Frank knikte alleen
maar als een opgewonden hond.
Zonder waarschuwing noch zonder enige aanleiding veranderde het prettige gevoel
in een onbekend naar gevoel. Frank zag zijn hand en een deel van zijn arm
verdwijnen in het lichaam van Kyra. ‘Wat is dit in godsnaam?’ Frank schreeuwde
het uit van onbegrip. Hij voelde geen pijn, maar zijn lichaam werd met een
sterke kracht steeds verder in dat van Kyra’s gezogen. Kyra’s borstkast scheurde
open en Frank zag een zwarte leegte. Geen vlees of bloed, alleen maar een
eindeloze zwarte holte. ‘Ik kan er niets aan doen, huilde Kyra, zo gaat het nou
altijd.’ Frank keek haar beschuldigend aan, terwijl hij met een onmenselijk
kracht de leegte werd en gezogen terwijl hij uiteindelijk verdween. Kyra’s
borstkast ging dicht en er waren geen teken dat deze ook open was geweest. Ze
liet een diepe zucht en dook weer onder de deken.
De kelder was inderdaad wat
Paul ervan verwacht had. Een dompige beerput met bar weinig licht. De ruimte
voelde kil aan en ergens in de verte hoorde hij water druppelen. Paul vond iets
wat leek op een lichtknop en drukte deze in. Een paar doffe tl-buizen begonnen
te knipperen. Het werd er niet echt beter op. De kelder bestond uit drie
ruimtes. De eerste ruimte was kaal en er stond alleen een voorraadkast. Door de
glazen deuren zag hij een paar blikken bonen staan. Het leek erop dat deze
blikken er al lang instonden. De roest begon door het etiket heen te komen en
het merk van deze bonen bestond al zeker twintig jaar niet meer. Naast de kast
stond een versleten houten tafel en stoel. Op de tafel stonden stenenbeeldjes.
Ze hadden een menselijke en dierlijke aard. Niet alle beelden waren afgewerkt.
Alsof iemand midden in het proces zijn werkplek voortijdig had verlaten en niet
was teruggekeerd. Paul pakte een beeldje vast. Het verbrokkelde in zand het was
poreus geworden. ‘Vreemd.’ Een deur
naast de tafel leidde naar de tweede ruimte van de kelder. Aan de flessen en
grote houten vaten te zien was dit het wijngedeelte. Paul, die alleen maar twee
soorten bier kon, begreep niets van wat op de etiketten stond. 1902.. Dat is oud, dus geld waard. Maar hij zag
er geen heil in om al deze wijnflessen mee te slepen. ‘Waar is het echte geld?’
mompelde hij. Terwijl hij de grote vaten bewonderde schrok Paul zich kapot. Een
geblaf zorgde ervoor dat hij uit zijn concentratie werd gehaald. Paul draaide
zich om en keek naar beneden. Daar stond een schattige Jack Russel te
kwispelen. Paul mocht dan niet veel over wijn weten, maar wel over honden. Jack
Russels zijn een lief en loyaal ras en deze kleine deugniet leek geen
uitzondering te zijn. Meteen viel hij als een blok voor het beestje. ‘Hey daar
jongen, wat doe je hier in dit vochtige hol?’ Paul zakte door zijn knieën en
aaide hem. Hij keek naar zijn halsband, Rover was zijn naam. Rover blafte
opgewonden en liep richting de derde en laatste ruimte van de kelder. ‘Is daar
iets wat je me wil laten zien? Heeft het vrouwtje daar al haar schatten
verstopt?’ “Woef Woef”, was de
reactie van Rover en hij draaide vrolijk in het rond. Paul liep richting de
deur en nam de deur knop vast. Deze voelde warm aan, alsof er een oven aan
stond. Gelukkig was het niet zo warm dat hij zijn hand verbrandde. Hij opende
de deur en wat hij te zien kreeg was totaal niet wat hij verwacht had.
Rover rende voor hem uit. Paul kon nog steeds niet geloven wat hij zag. De
vochtige kelder had plaatsgemaakt voor een stukje bosrijk natuur. De zon scheen
met een zachte warmte door de hoge bomen. Paul nam een paar stappen op het
gazon van bladeren. Hij hoorde een klap achter zich en de deur was verdwenen.
Hij raakte niet in paniek, hij was te verrast door de mooie omgeving. ‘Dit kan
niet waar zijn. Het lijk wel iets uit een sprookje.’ Rover begon weer te
blaffen en Paul volgde hem.
Na ongeveer een kilometer gelopen te hebben kwamen ze aan bij een open ruimte.
In het midden stond een grote kei van zeker anderhalve meter hoog. ‘Nou jongen, dit is echt een prachtige plaats
waar je me naar toe hebt gebracht. Rover bleef stil. Paul keek naast zich en
zag dat Rover zich langzaam en stilletjes terugtrok. ‘Wat is er aan de hand
jongen, ruik je iets. Paul werd bedekt door een schaduw. Hij keek omhoog en zag
een grote zwarte wolf bovenop de steen staan. Het beest zag er verwilderd uit
en gromde met verrot tandvlees en gele tanden. Het oogwit van de wolf was
volledig rooddoorlopen en schuim stond in zijn bek. Paul zette een paar stappen
terug en maakte handgebaren om de wolf te kalmeren. Het plan zou zijn om
langzaam achteruit te lopen en dan snel proberen weg te komen. Maar Pauls’ plan
kreeg geen kans van slagen. Het wolven gegrom werd nu weergegeven in een dobly
surround geluid terwijl vier andere wolven zich hadden toegevoegd. Ze dreven
Paul naar het midden. Paul had een stok opgeraapt om de wolven weg de jagen,
maar dat mocht niet baten. De wolf die op de steen stond, sprong op hem en beet
Paul in zijn nek. Hij schreeuwde het uit van de pijn. De andere wolven voegden
zich toe en scheurden Paul aan flarden. Rover zat op zijn achterpootjes en keek
van een afstand toe.
Er stond iets op hem te
wachten. Anton liep de eetkamer binnen en zag dat de volledige eettafel
volstond met eten. Eten dat net was klaargemaakt, want het dampte nog na. Hij
rook de heerlijke geur van de honing waarmee de kalkoen was klaargemaakt. Om de
kalkoen heen stonden kommetjes met verschillende salades en een schaal met
aardappels. Anton had de hele avond geen honger gevoeld, maar op dat moment
liep het water hem in de mond en knorde zijn maag. Hij liep ongegeneerd naar de
maaltijd en ging met zijn wijsvinger door een kannetje met jus. Hij likte zijn
vinger af en kreeg een warm gevoel vanbinnen. Zo iets goeds had hij nog nooit
geproefd. Hij at jarenlang de half verbrandde
prut van zijn vrouwtje, dit wilde hij niet aan zich voor bij laten gaan.
Anton nam plaats aan de eettafel die er schoon uitzag. Het leek erop dat iemand
hem net nog geboend had. Met de blote hand trok hij een stuk vlees van de
kalkoen los en stopte dit gulzig in zijn mond. Daarna mieterde hij zijn hele
bord vol met aardappels en goot het volledige kannetje met jus erover. Hij
schrokte als een wild zwijn, één die bang is dat hij te weinig krijgt. Terwijl
hij met zijn rechterhand het eten naar binnen werkte greep zijn linkerhand naar
een karaf die gevuld was met rode wijn, deze zette hij tussendoor op zijn
lippen om het eten sneller te laten zakken. Doordat hij zo hard bezig was om
zichzelf tot een coma te eten, had hij het kraken van de tussendeur niet
gehoord.
Er galmde een hoge schreeuw door de eetkamer. Anton keek geschrokken op vanuit
zijn stoel. In de deuropening stond een oude vrouw. Ze droeg zwarte kleding en
een keukenschort. De oude vrouw zag er rimpelig en breekbaar uit. ‘Waar ben je
mee bezig?’ schreeuwde ze verontrustend. ‘Ik heb me de hele dag uitgesloofd om
voor mijn lieverds te koken.’ Anton keek haar verward aan. ‘Lieverds?’
‘Ja, het is vandaag een speciale dag. Eentje die maar eens in het jaar
voorkomt. En jij bent bezig met het ruïneren ervan!’ De oude vrouw leek niet
voor rede vatbaar. Anton stond op en liep voorzichtig naar haar toe. ‘Mijn
excuses, u ben mevrouw van der Meer niet waar?’ De oude vrouw knikte maar deed
een stap achteruit. ‘Ik wil u geen pijn doen. Wat kan ik doen om dit goed te
maken?’ Mevrouw van der Meer keek angstig naar Anton, ze vertrouwde hem niet.
Anton voelde een hand op zijn schouder vallen en draaide zich om. Het was
Robert. ‘Robert, gelukkig, we hebben een probleem, mevrouw van der Meer hier
blijkt klaarwakker te zijn.’
‘Ik begrijp het,’ zei Robert en hij zette een spuit in Antons’ arm. Anton die
nog verbaasd probeerde te kijken zakte als een pudding in elkaar.
Nog steeds was de geur van het
eten aanwezig. Anton had een verlamd gevoel en kon met moeite zijn ogen
openmaken. Hij hoorde het gelach van een kind, het geblaf van een hond en het
geroezemoes tussen twee personen. Zijn zicht was wazig en voelde touw om zijn
armen en benen. Hij lag op iets hards. Naarmate zijn zicht iets beter begon te
worden zag Anton dat hij naar het plafond van de eetkamer staarde. ‘Papa, hij
is wakker,’ hoorde hij een stemmetje in de verte zeggen. Stoelen schoven naar
achter en Robert kwam naast Anton staan. ‘Hey slaapkop, ben je eindelijk
wakker?’
‘Robert, wat is dit? Waar ben je mee bezig?’ vroeg Anton angstig. ‘Heb geen
angst beste Anton, het is snel voorbij. Kijk Kyra dit is een goede vriend van
papa. Kyra kwam naast Robert staan en droeg nog steeds haar roze pyjama. ‘Hoi,
ben Kyra.’ Anton keek van haar weg zonder iets te zeggen. ‘Nou papa, ik vind
deze niet aardig. Mag ik met Rover spelen?’
‘Doe maar schat.’ Anton hoorde Kyra weglopen en de naam van Rover roepen.
‘Waarom doe je dit? Ik dacht dat we vrienden waren.’
‘Dat zijn we toch ook, beste Anton. En vrienden doen alles voor elkaar. Frank
en Paul hebben hun steentje al bijgedragen, nu jij nog.’
‘Wat heb je met ze gedaan?’
‘Ze leven nog, alleen niet meer in deze wereld.’
‘Niet meer in deze wereld, waar heb je het over?’
‘Wacht, ik laat het je zien.’ Robert liep weg en mevrouw van de Meer nam zijn
taak over. Ze ging bij Anton staan en keek hem kalmerend aan. ‘Je moet
begrijpen, als er een andere manier was, dan deden we dat. Ik doe dit voor mijn
zoon, het maakt hem zo gelukkig en de kleine meid, het wachten is altijd
zolang.’
‘Wachten op wat?!’ schreeuwde Anton uit. ‘Daar kom je nu achter’, fluisterde
mevrouw van der Meer. Robert pakte een hendel in de muur vast en begon te
draaien. Een stuk van het plafond ging open en er kwam een rode lucht
tevoorschijn, Anton voelde een flinke warmte ervandaan komen. ‘Wat is dit voor
een trucage?’
‘Geen trucage’, riep Robert. Er kwam lawaai vanuit de ruimte in het plafond,
het klonk als het geluid van honderden machines. ‘Dit huis is gebouwd op een
breuk,’ begon mevrouw van der Meer te vertellen. ‘Een breuk tussen onze wereld
en het vagevuur. Het was altijd een passief onderdeel geweest, we wisten niet
eens dat het bestond. Maar vijftien jaar geleden, god ruste haar ziel, stierf
mijn schoondochter Lisa hier in dit huis in het kraambed. De geboorte van Kyra
had complicaties met zich meegebracht, we moesten hulpeloos toekijken hoe onze
Lisa liters bloed verloor. Dat bloed bleek de sleutel te zijn waar het huis op
zat te wachten. De breuk tussen onze wereld en die van het vagevuur werd
geopend en we zagen onze Lisa verdwijnen naar de andere wereld. Voordat ze
volledig verdween hadden we een afspraak kunnen maken met de demon die haar
meenam. Als wij op haar sterfdag drie offers kunnen maken dan is ze weer van
ons, al is het maar voor een nacht.’
Anton kon zijn oren niet geloven. ‘Jullie zijn gek moeten we hiervoor sterven?’
Er kwam geen antwoord van Robert nog van zijn moeder. Een helder licht schoot
uit het plafond en een goddelijke verschijning daalde naar beneden. Anton
barste in tranen uit. Nog nooit in zijn leven had hij zo een schoonheid gezien.
Ze was gekleed in een wit gewaad en had lange blonde haren. Haar blauwe ogen
glinsterden als parels en haar gezicht toonde geen tekenen van ouderdom. Ze
bereikte Anton en lachte rustgevend naar hem. ‘Wees niet bang,’ zei ze met een
zachte stem en kuste hem. Langzaam voelde Anton dat het leven uit hem werd
getrokken. Na enkele seconden zag hij niet meer het gave gezicht van Lisa,
alleen nog maar een lege zwarte holte.
‘Het is jouw beurt Anton,’ reageerde Frank geïrriteerd. Anton legde harten aas
neer en haalde zo genoeg punten binnen om samen met Paul het potje te winnen.
‘Verdomme,’ riep Frank uit. ‘Je let niet eens op maar toch win je weer de pot.’
Anton lachte hartelijk en gaf Paul een high five. Een luidde bel ging af en de
vier mannen gingen staan. ‘Zo, de pauze is weer voorbij, terug aan het werk.
‘Wel fijn dat we weer een vierde man hebben gevonden, benadrukte Paul.’
Iedereen knikte. ‘Sorry, ik ben alleen je naam weer vergeten.’ De in zwart
geklede man keek op en lachte. Mijn naam is Hein. Maar dankzij mijn postuur
noemt iedereen me Magere Hein.’
‘Aangenaam Hein,’ riepen de mannen in koor. ‘Hoe lang werk jij eigenlijk al
hier?’ vroeg Anton.
‘Te lang, veels te lang.’ Ze moesten er allemaal om lachen en ze liepen samen
terug naar de werkplek, want de machines moesten blijven doordraaien.
Dank voor het lezen van dit verhaal. Uw mening wordt gewardeerd :)
Richard