Dit verhaal heb ik nog nooit iemand verteld. Vooral
dankzij de vreemde aard ervan, was ik bang dat mensen me uit zouden maken voor
gek. Maar ik kan het niet meer geheim houden. Het verhaal moet verteld worden.
Wees bij deze gewaarschuwd, het is geen prettige ervaring. Daar gaan we dan.
Het was een stormachtige winteravond begin januari.
Ik speelde een partijtje schaken met mijn compagnon Jonathan McCready. Hij was
van Ierse komaf. Zijn lange manen zorgde ervoor dat zijn zicht beperkt was, en
dankzij dat euvel kon ik hem schaakmat zetten met mijn linker toren.
‘Verdomme’, mompelde hij in zichzelf. Ik vroeg of hij nog een potje wilde
spelen, echter wuifde hij met zijn hand en beweerde dat hij moe was en naar bed
wilde gaan. Een slechte verliezer. Morgen is het zaterdag, dus geen reden om zo
vroeg al naar bed te gaan. Maar hij bleef consequent. Ik gaf aan dat ik nog een
uurtje ging lezen. Ik was al op bladzijde 676 van De Graaf van Monte Cristo,
een flinke prestatie. Jonathan verkaste
naar zijn slaapkamer op de bovenverdieping van de hut, waar hij onder zijn
deken kroop en de olielamp uitblies.
Minuten werden uren, mijn vers gezette thee was nu
ijsthee. Ik zat helemaal in de wereld van Edmond Dantes. Een harde bons op de
deur sleurde me uit het verhaal en ik trilde van kop tot teen. Wie kan er op dit tijdstip nog voor de deur
staan? Ik keek naar de grote klok die tegen de muur stond in de eetkamer,
deze gaf twee uur s’nachts aan. Voorzichtig liep ik naar de deur en luisterde
met mijn rechter oor of ik iets kon horen. Net op het moment dat mijn oor tegen
de deur rustte, werd er weer gebonkt. Van de schrik deinsde ik een paar meter
terug. ‘Wie is daar?’ Vroeg ik angstig. Een antwoord bleef uit. Aan de andere
kant was ik wel weer benieuwd waarom iemand hier zou zijn. Deze hut is de enige
binnen vijf kilometer, en alleen andere gedreven schattenjagers zullen deze weg
passeren. Rustig liep ik weer naar de deur en opende deze met het slot nog
eraan vast.
Door de kier zag ik een tengere man staan met een
lange bruine jas. Zijn mond vol rotte tanden ging langzaam open. ‘Richard
Dupont?’ Sprak hij met een krakerige stem. Ik gaf aan inderdaad die persoon te
zijn. Hij gaf me door de kier een brief gesloten met rode wax. ‘Het is mijn
taak u dit bericht te geven, ik zal nu weer verdwijnen, probeer me niet te
volgen.’ Voordat ik nog een tegen reactie kon geven draaide hij zich om en liep
weg. Ik opende de deur, maar ik kon de man nergens meer bekennen. Ik sloot de
deur en ging ervoor zitten, met de brief in mijn hand.
Jonathan was door de klap van de dichtslaande deur
wakker geworden en kwam in zijn pyjama naar beneden gelopen. Gapend vroeg hij
wat er in godsnaam aan de was. Ik liet hem de brief zien. Hij vroeg mij of het
wapenschild dat gebruikt was om de brief te sluiten, mij bekend voorkwam. Maar
ik had nog nooit in mijn leven dat kasteel gezien. Om van de schrik bij te
komen, besloot ik opnieuw een kop thee te zetten voor ons beide.
De brief lag op de eikentafel van de woonkamer,
klaar om open gemaakt te worden. Jonathan fluisterde, ‘waar wacht je nog op?’
Het is niet het wachten, een brief van deze aard kan je leven veranderen. Weet
ik wel zeker dat ik zo iets machtigs moet openen? We hebben in het verleden
gezien, geheimen kunnen een mens gek maken. Als twee ongeduldige gasten stonden
we daar om de brief. Uiteindelijk pakte Jonathan de brief en maakte hem open en
begon stilletjes te lezen. Nadat hij klaar was met de brief legde hij hem weer
terug op de tafel. Hij keek me beangstigend aan en sprak met angst in zijn
stem, ‘het is inderdaad groots Richard, dat wat in die brief staan is
wereldschokkend, je bent gewaarschuwd.’
Hij lag open en bloot op de tafel, ik moest hem
lezen, het is voorbestemd. Ik nam de brief in mij linkerhand en begon
voorzichtig te lezen… Jonathan had gelijk! Dit is bijna niet te bevatten...
2 Big Mac’s voor de prijs van 1! De brief had een
duivelse trek in mijn hoofd gezet. Toen keek ik weer naar de grote klok, het
was nu half 3, en de Drive In was al anderhalf u gesloten. Ik keek Jonathan aan
met hongerige ogen, en hij wist wat hij had losgelaten op deze wereld en op
mij. Nu was er een hongergevoel gewekt dat moest worden gestild.
Ik herinner nog steeds het bloedspoor in de sneeuw,
Jonathan was nog een eind gekomen. Hij gaf de naam Fastfood eer aan. Maar
uiteindelijk ontkom je niet aan lekkere honger.
I’m lovin It.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten