zondag 13 januari 2013

De Verdrongen Angst


De Verdrongen Angst

 

Hij gaf me koude rillingen over mijn rug. Het punt dat ik bij hem aankwam zei al meer dan genoeg. Hij lachte en keek me indringend aan. Met zijn rooddoorlopen ogen kon hij iedereen een immense angst bezorgen. Met een diepe stem sprak hij:

‘Wees niet bang, ik zal je begeleiden en laten zien dat het hier niet zo erg is. Dit is mijn heiligdom en iedereen die hier aankomt zal op dezelfde manier worden behandeld.’ Met een korte wuif nodigde hij me uit om hem te volgen. Ik kwam terecht in een wereld die nieuw voor me was, allemaal mensen die je het gevoel gaven dat je ze ooit eens eerder had

gezien. Het was niet zozeer een gevoel van dejavu, maar toch. Iedereen had een doelloze grijns op het gezicht alsof ze iets te verbergen hadden. Mijn vraag was dan ook aan een van hen, wat is er zo grappig? Er kwamen een aantal mompelende woorden naar buiten, geen van allen met een directe logica of betekenis. De grote man die ik volgde legde de hand op

mijn schouder, ‘let maar niet op hun, jij bent anders, jij bent puur, ongepolijst zelfs. Kom we gaan verder.’ Hij opende de een deur die onze weg versperde. Een licht, zo helder als kristal, verdoezelde voor een klein moment mijn waarnemingsvermogen.

 ‘Welkom in mijn tuin’, sprak hij met volle trots. Van deze trots was niets gelogen, de Tuin van Eden was er niets bij. Heldere fuchsia’s, zonnebloemen, tulpen en nog tientallen andere soorten sierde deze tuin. Hij wees naar het noordoosten, daar moesten we heen, achter de waterval. Onderaan de waterval zwommen drie dames naakt en sierlijk rond. Ze namen kennis van mijn aanwezigheid en zwommen naar de rand. Terwijl ze uit het water stapte gleed het water van hun perfecte lichamen naar beneden als duizenden goudklompjes. De oudste van het stel begon mijn gezicht te strelen met haar fluweel zachte hand. De andere twee lagen aan de grond en knuffelde mijn benen. Terwijl hun handen steeds hoger naar mijn taille gingen en de oudste mijn gezicht vastpakte om me te kussen gaf mijn mannelijke begeleider een bulderende schreeuw. De dames schrokken en rende met hun armen over hun geslachtsdelen de tuin in. Altijd hetzelfde , mompelde hij.

Stijf van…Stijf van schrik wendde ik mijn aandacht weer naar hem. Hij nam het pad dat achter de waterval liep en verplaatste de grote steen die voor de ingang van de grot lag. Met een gemoedelijk gebaar liet hij me weten hem hierin te volgen. De grot was koud en druiperig, de druppels die van de stalactieten afgleden hoorde je in een echo weerklinken.

De wanden waren alles behalve glad. Op elke centimeter was er wel een naam ingegraveerd. ‘Ze zijn je voor geweest, je mag straks ook je naam erbij zetten als je besluit om te blijven.’ Ook al leek hij een bruut, het rustgevende gevoel wat hij me gaf deed me goed. We kwamen uit bij nog een ingang, dit keer een stalen deur met daarnaast een numeriek kastje. Hij

toetste drie keer het zelfde getal in en de deur ging met veel lawaai open. Het was een lege ronde ruimte met in het midden alleen een stoel, hij gebaarde me om er op te gaan zitten. Als een goede volger nam ik plaats. Meteen kwamen er twee slangen uit de stoel die strak om mijn benen en middel heen gingen. Ik kon geen kant meer op. Hij kwam aanrijden

met een karretje vol instrumenten, en niet die wat je bij een concert mag verwachten! Ik probeerde me met alle macht los te trekken, maar het mocht niet baten, ik zat gevangen. Hij lachte hatelijk terwijl hij met zijn wijsvinger tegen een dikke spuit aan tikte. Hij kwam dichter bij en toen de spuit mijn gezicht bereikte ging ik buiten westen.

Ik werd wakker terwijl hij me zachtjes in het gezicht sloeg. Hij keek me vriendelijk aan. ‘Zo erg was het toch niet?’ Ik voelde mijn gezicht trekken en voelde een vreselijke pijn. ‘Het is allemaal goed afgelopen, dus je mag weer gaan, als je wilt mag je op je weg naar buiten je naam op de muur zetten.’ Dat deed ik dan ook maar naast die van Rick en Robert.

‘De muur weerspiegeld je moedigheid die je vandaag hebt getoond, het is je eigen angst overwonnen.’

Op mijn weg terug waren de drie dames aangekleed, ze lachte en wenste me sterkte toe. Weer bij de eerste deur aangekomen lachte ik grijnzend naar een nieuwe persoon die door de Man naar binnen werd gehaald.


“Ik was zestien toen mijn verstandskiezen werden getrokken”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten