Op deze blog vind je naast reviews ook korte verhalen die ik in mijn vrije tijd schrijf. Alle Feedback wordt gewaardeerd.
dinsdag 15 oktober 2013
Work...Out
Ken je dat gevoel? Je weet dat je maandagmorgen vroeg moet opstaan. Natuurlijk ben je op zondag weer te laat naar bed gegaan. Dit is het nadeel van het weekend. Ook al slaap je twee dagen in de week langer uit, je voelt de hele werkweek de naweeën van het weekend. Maandag is daar het ergste voorbeeld van. Hoeveel koffie je ook drinkt -zelfs dubbele espresso’s- helpt gewoon niet meer. Immuun voor koffie, velen zullen het ontkennen, maar als je langer dan drie jaar vast werk hebt, dan ken je het gevoel. De koffie is één ding, maar er is iets veel ergers. Het meest vervelende object dat van je ochtend een levende hel maakt: De Wekker. Ik heb in de loop van die drie jaren op verschillende locaties geslapen, maar altijd is er diezelfde wekkertoon. Zelfs die keer dat ik bij een jongedame –wiens naam mij ontschoten is- had overnacht, ze had een zeer uitgebreid mobieltje en zei; “Ik zet de wekker wel op de telefoon.”
Gelukkig dacht ik, het ergste dat kan gebeuren is dat ik met Lady Gaga wakker wordt. Maar nee, ik had toch weer pech. Ook met super functionele bluetooth, wap, wip en wat nog, was er nog steeds die verveelde zeurtoon. Je zou liegen als je zegt dat die irritante toon je niet bekend voorkomt. Het lijkt wel een patent van de wekkerfabrikant om iedereen wakker te maken met geluiden die zelfs tijdens de holocaust verboden waren. Na hierover nagedacht te hebben, wil ik eigenlijk nooit meer een wekker zetten…
Ik zit in een heerlijke droom. Samantha, de secretaresse, staat bij mijn tafel. Ze stelt mij een aantal vragen, die echter niet van belang zijn. Haar witte blouse heeft een mooie inkijk en haar DD decolleté hopt van links naar rechts. Ergens in de verte begint iets te zoemen, het geluid komt me helaas bekend voor. Toch wel apart dat de ene helft van je lichaam je een prettige gevoel geeft en de andere helft het vervelende gevoel moet opvangen. Na een korte strijd winnen de geprikkelde hersenencellen het toch van het stijgend dekbed.
Mijn ogen voelen plakkerig aan en vaag zie ik de rode display die “7:00” aangeeft. Voor veel mensen is het getal 7 een geluksgetal, voor mij is het de hel. Terwijl ik de wekker wil ontdoen van het vreselijke geluid, merk ik dat ik op mijn arm heb geslapen. Heb je dat al eens geprobeerd? Iets uitzetten terwijl je hele arm slaapt. Erger nog, probeer eens iets te doen met een slapende arm. Het duurt ongeveer twintig seconden dat het bloed weer terugstroomt in mijn arm. Mijn vriendin begint kreunend wakker te worden en vraagt me geïrriteerd, of ik de wekker uit wil zetten. Ik houd mijn mond en tel rustig tot tien en laat dan mijn hand op de wekker vallen. Het geval naast me kreunt opnieuw en draait zich weer om. Ik had beter met haar kunnen gaan samenwonen na haar studie. De helft van de tijd hangt ze maar wat rond in huis. Maar ja, wat doe je eraan? De liefde...
Vreselijk, ik heb een vervelende kater. Ik had echt gedacht dat alcohol goed was om in slaap te komen. Een kater kan ik echt niet gebruiken, vandaag hebben we functioneringsgesprekken op het werk. Konden ze nou echt geen andere dag van de week uitzoeken?
Het licht op de badkamer knippert spastisch. Het is al de derde lamp in twee weken, ergens moet iets mis zijn met de elektriciteit. Het toilet ruikt niet zo fris meer, gele urinevlekken worden zichtbaar terwijl ik de wc-bril optil en in het hoekje liggen twee opgedroogde tampons. Ik vind het best erg en onhygiënisch, maar ik moet zo werken, geen tijd om dit te poetsen.
Een korte, koude douche maakt het geheel nog erger. Snap niet dat er mensen zijn die kunnen zeggen dat dit de ultieme manier is om wakker te worden. Wat is mis met jullie? Mijn haren drogen voor geen meter en die goedkope gel die zij heeft gekocht helpt ook niet. Hopelijk is mijn favoriete witte hemd wel gestreken.
Ik loop naar de logeerkamer, waar de strijkplank blijkbaar al een tijdje niet meer wordt gebruikt. Een uitpuilende mand met ongestreken was kijkt me treurig aan. Als een gek begin ik door de kledingstukken te zwemmen. Dit kan niet waar zijn. Waar is in godsnaam dat shirt? In de hoek van de kamer hoor ik het gemiauw van onze poes Snuf. Oh nee, nee! Ja, oh ja, Snuf ligt met haar volle glorie te snorren op mijn shirt. Ik trek het onder haar vandaan en bekijk het kritisch; dikke rode kattenharen, pisvlekken en wat modder. Zonder uit te barsten, leg ik het shirt weer terug bij Snuf en aai het beest over haar bolletje, zij kan daar nauwelijks iets aan doen. Ik maak de klerenkast open, in de hoop dat er nog ergens een gestreken object te vinden is. Ik moet het doen met een lelijk, fel blauw hemd met een soort golvend motief. In combinatie met de blauwe spijkerbroek die ik heb aangetrokken lijk ik wel een Smurf. Mijn horloge geeft kwart voor acht aan. Geen tijd meer om me nog om te kleden, ik zal het ermee moeten doen.
Ik kus mijn vriendin, voor zover dat mogelijk is. Ze is helemaal onder de deken gekropen. Een paar van haar haren blijven aan mijn mond plakken, nog erger dan die van de poes. Ik vraag haar of ze iets aan het huishouden wilt doen. Een kort “Hmm” komt vanonder de deken vandaan. Op dit punt kan “hmm” van alles betekenen: “Ja lieverd, alles is schoon als je thuis komt” óf “bekijk het maar!” Ik zet mijn geld op de tweede optie.
De krant hangt nog half in de brievenbus. Ik heb de krantenjongen al twee keer aangesproken om deze volledig door te duwen. Want vooral nu in de wintermaanden komt de kou naar binnen en dat is niet prettig als je net onder de douche vandaan komt. Ik neem de krant uit de brievenbus en lees snel door de belangrijkste krantenkoppen; Economie crisis, oorlog her en der, bel 0900-1234 als je geil bent. Eigenlijk is de krant een herhaling van zichzelf, elke dag zetten ze dezelfde onderwerpen erin. Maar ik heb ze toch nodig, voor de kattenbak. Grappig, onze poes schijt op de crisis, hoe banaal.
Dan is er nog de koffie. Er is tijd voor een paar slokken goedkope oploskoffie en twee happen van een boterham met kaas. Typisch Nederlands, je weet nooit wat je op je brood moet doen, dus het wordt automatisch –behalve als je lijd aan lactose-intolerantie- kaas. Gelukkig dat ik er maar tien minuten over doe om naar mijn werk te rijden.
Buiten vriest het een paar graden. Voor mijn deur staat mijn Opel Kadett. Het is elke ochtend weer een gok of hij zal starten. Handchoke naar achteren –het is een oude auto- koppeling in de twee, op hoop van zege de sleutel draaien… Ja! Hij start in één keer! Nu in de vrij zetten, en naar buiten lopen om de ramen schoon te krassen. De vooruit en de linkse ruit zijn voldoende. Terug in de auto wordt ik begroet door The Best Of van Wham, een cassette bandje dat al meer dan een jaar vast zit in de speler. Na honderden luisterbeurten is “Wake me up before you gogo” eigenlijk het beste nummer ooit gemaakt.
Net op het punt dat ik wil wegrijden, komt mijn buurman naar buiten gelopen. Hij zit al twee jaar in de Werkeloosheid Wet en minstens één keer per week weet hij me in de morgen tegen te houden, altijd als ik wil wegrijden. Hij heeft meestal een vraag of hij iets mag lenen. Vandaag is het een pannenset. Geen idee waarom mensen geen pannenset in huis zouden hebben, maar ik vraag er niet na. In plaats daarvan geef ik hem aan dat hij beter kan aanbellen en het aan mijn vriendin kan vragen, die weet dat wel. En zo sla ik twee vliegen in één klap. Ik ben van de buurman af en zij moet nu noodgedwongen opstaan. Liggen blijven kan ze niet, de drang om te weten wie er voor de deur staat is te groot voor haar.
Lachend rij ik mijn dorp uit, richting de snelweg. Het is best mistig buiten en ik moet goed turen of ik wel op de goede helft van de weg zit. In dit weer rij je maximaal 80 kilometer per uur. Voor mij rijdt een Volkswagen Polo, met een bumpersticker die zegt; Ik hou van 25 km/pu in mijn dorp. Dat is prima, maar dat moet je niet doen op de snelweg! “Ga dan in je kut dorp rijden!” Schreeuw ik in de auto. Het kakkermoedertje dat achter het stuur van de paarse wagen zit zal me zeker niet horen, al doet het goed om even te schreeuwen. Ik rij haar voorbij en maak een vriendelijk handgebaar. Haar gezicht is rood uitgeslagen en lijkt erop dat ze hard aan het huilen is. Op de bijrijder stoel is alleen een lege Maxi-Cosi te zien. Ik denk er niet over na en rij verder.
Het bedrijf heeft een overdekte parking. Terwijl ik mijn pasje langs de scanner laat gaan, gebeurt er vrij weinig, de poort blijft dicht. Is de sensor wellicht kapot gevroren? Achter mij staan vier andere auto’s klaar en zo te zien raakt de persoon achter mij ligt geïrriteerd. Gelukkig kun je op een knopje drukken zodat een baliemedewerkster de poort handmatig kan open maken. Een krakerige stem komt uit de intercom; ‘Goedemorgen.’
‘Mijn pasje werkt niet, kun je de poort voor mij openmaken?’
Een lange zucht volgt en de poort gaat open. Terwijl ik de parking inrij, kijk ik nog even in de achteruitspiegel. De chauffeur achter mij heeft het zelfde probleem. Ik heb medelijden voor de persoon die vandaag baliedienst heeft.
Het gebouw huist verschillende bedrijven, dus ik weet niet van wie alle auto’s zijn. Ergens wil ik het wel weten, want in mijn favoriete hoek zijn nog twee plaatsen vrij, die door de parkeerkunsten van twee idioten volledig zijn geblokkeerd. Zwaar geïrriteerd rij ik naar de andere kant van de parking en vind een plek naast een grote jeep. Ik kijk op mijn horloge. Het is al twee minuten over half negen. Geweldig. Luie vriendin, vreselijk shirt, klote krantenjongen, irritante buurman, paarse polo, slechte parking en nu ook nog eens te laat op het werk en dat allemaal juist nu er functioneringsgesprekken zijn. Halleluja.
Eindelijk aangekomen bij mijn afdeling zit Samantha aan de balie, ze speelt met haar nagellak. Ze heeft nooit tijd om dit thuis te doen. Ze zit te dicht met haar neus bij het potje. Die geur kan hersenletsel als gevolg hebben, al is het voor haar te laat. ‘Goedemorgen Samantha.’ Ze kijkt mijn met haar luie oog aan en blijft me aankijken zonder een woord te zeggen. Ik ben het gewend. Niet dat ze lelijk is, het luie oog is gewoon het eerste dat je opvalt als je haar aankijkt, maar aangezien negen van de tien keer mannen eerst in haar decolleté kijken, dan valt het niet zo op. Volgens mij heeft ze al zoveel penissen ertussen gehad dat er ooit iemand vroegtijdig en te hard heeft geëjaculeerd, heb je ook al meteen een oorzaak voor haar luie oog. Terwijl ik doorloop heb ik het gevoel dat het oog me blijft volgen. Het is gewoon eng.
Wij –daarmee bedoel ik de callcenter medewerkers- werken in hokjes, of cubicles zoals ze in Amerika genoemd worden. Aangezien wij in dit land steeds meer van de Amerikaanse mentaliteit overnemen, kun je het ook bij ons cubicles noemen. Op deze werkvloer werken vijftig callcentermedewerkers. Mijn hok heet 11. Buurman van hok 13 heeft mijn computer al aangezet. Hij weet wat het is om te laat te komen. Als je computer niet aanstaat en de baas staat naast je, dan zwaait er wat. Ik bedank hem, en hij laat me weten dat de baas, Rick, al langs is gelopen. Fijn, dan zal ik zo dadelijk wel een email krijgen. Tsjakka! Hij staat al in mijn mailbox. “Richard, als je dit leest, kom dan naar mijn kantoor.”
De toch naar het kantoor van de chef voelt altijd lang. Het geeft je hetzelfde gevoel als je door het ziekenhuis loopt terwijl een dierbaar iemand op sterven ligt.
Rick Generaal staat er met mooie zwarte letters op de deur. Gepaste naam voor een baas, De Generaal. Als iemand dit zegt op de werkvloer, dan mag hij of zij vertrekken. Door het wit getinte glas zie ik zijn schim door de kamer lopen. Het lijkt wel of die schim horens op zijn hoofd heeft. Twee van die dikke horens waar de duivel nog jaloers op zou zijn. In deze wereld staat De Generaal staat boven de duivel.
Ik klop voorzichtig op de deur. Hoor geen bevestigend antwoord, dus ik verwacht dat ik naar binnen kan lopen. De Generaal is inmiddels achter zijn bureau gaan zitten, en tikt ongeïnspireerd op zijn toetsenbord.
‘Je wilde me spreken?’ Hij zegt niets. Alleen een handgebaar wijst erop dat ik plaats moet nemen op de stoel tegenover hem. Ik wil beginnen met mijn verhaal, maar krijg een ander handgebaar dat zegt dat hij nog met iets belangrijks bezig is. Hij is zeker zijn vriendin via de chat aan het uitleggen hoe ze de DVD recorder moet bedienen.
Na vijf minuten door de kamer hebben gestaard, richt hij eindelijk zijn blik tot mij. Hoewel hij een jaar jonger is dan mij, hijgt hij als een nijlpaard, dat met moeite de trap is opgelopen.
‘Je weet dat er vandaag functioneringsgesprekken zijn?’
Ik houd mijn adem in en knik voorzichtig mijn hoofd. Het zweet loopt over mijn rug. Het gaat gebeuren, ik word ontslagen. Nog voordat hij aan zijn nieuwe zin kan beginnen, gaat de deur met een knal open.
In de deuropening staat een bekend gezicht. De vrouw die ik een half uur geleden voorbij was gereden. Ze huilt nog steeds. In haar hand houd ze een envelop vast.
‘Wie is ze?’ Vraagt ze furieus. De Generaal ziet er op dit moment niet blij uit. Hij gebaard mij om de ruimte te verlaten, een bom staat op het punt te ontploffen. Terwijl ik naar buiten loop, zegt hij nog: ‘Functioneringsgesprekken worden uitgesteld.’
Opgelucht loop ik terug naar mijn hok. De dag is weer zoals hij hoort te zijn, voorspelbaar en irritant, maar op één of andere ziekelijke manier accepteer ik dit lot graag. Het vaste stramien, de zekerheid en middelmatigheid. Ze stellen me in staat de persoon te zijn die ik wil zijn, de zeurpiet, want zonder zou ik me kaal en leeg voelen. Ik kijk al uit naar de halfgare maaltijd van mijn vriendin, de slechte maandagavond film en het potje drie minuten seks. Alleen die wekkertoon, daar mogen ze wel wat aan doen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten