Op deze blog vind je naast reviews ook korte verhalen die ik in mijn vrije tijd schrijf. Alle Feedback wordt gewaardeerd.
dinsdag 18 maart 2014
Rauwkost: Een liefde om op te vreten
Kortverhaal voor gastronomieliefhebbers :)
Dit verhaal is (nog) niet geredigeerd.
Verhaal:
Ze hadden me met spoed een ticket eerste klas gegeven. Nog geen twee uur later landde ik in Manises, Valencia. Bij de uitgang stond mijn Spaanse collega me op te wachten. Señor Baez stond op zijn bordje. Ik begroette hem en hij schudde mijn hand. Alfonso Garcia was zijn naam. Hij zag er nog jong uit, eigenlijk nog te jong voor een rechercheur. Hij probeerde een baardje te laten staan, maar een vleugje wind zou de donsharen zo wegvegen. Hij vond het knap dat er al zo snel een Nederlandse rechercheur ter plekken kon zijn. Ik gaf hem aan dat het niet de eerste keer was. In de afgelopen twintig jaar heb ik meerdere zaken in Spanje gehad. Dat is het voordeel, of nadeel, van een dubbelpaspoort. Mijn eerste tien levensjaren heb ik in doorgebracht in Bilbao bij mijn vader. Na zijn overlijden ben ik naar Nederland gegaan om bij mijn moeder te gaan wonen. Tien jaar later zat ik bij de politie.
We reden met een flinke vaart over de snelweg. Wat Alfonso miste aan mannelijke uitstraling, maakte hij goed als autocoureur. Het hotel kwam in zicht. Hotel Eurostars, één van de luxste hotels in Valencia. In het dagelijks leven het walhalla voor gasten die het neusje van de zalm willen. Nu was het hele hotel afgezet met politiewagens en ambulances. Alfonso liet me weten dat het forensisch team al ter plekke was. In de lift waarschuwde Alfonso me. Volgens hem had ik een sterke maag nodig. Gelukkig heeft mijn jarenlange ervaring bij Moordzaken ervoor gezorgd dat ik tegen het meeste geweld ben opgewassen. De lift liet een verbasterende versie van “Here comes the sun” van de Beatles horen. Ik was nog steeds op mijn gemak, maar dat gevoel zou niet lang aanhouden.
We stopten op de veertiende verdieping en na een rustgevende “ping” opende de lift haar deuren. De gang was één grote chaos. Politiemensen escorteerde gasten naar de liften en verderop zag ik het politielint hangen.
‘Is dat de kamer waar het gebeurd is?’ vroeg ik kalm aan mijn Spaanse collega. Alfonso knikte zijn hoofd.
‘Si. En nogmaals wees voorbereid.’
We liepen richting kamer “1340”. Nog voordat we naar binnen gingen werd de deur geopend. Een grote man in een lange leren jas stapte naar buiten en hield een hand voor zijn mond. Hij zag er bleek uit. Hij kon net nog de emmer bereiken die in de gang stond. Met een stoffenzakdoek veegde hij zijn mond af. Terwijl hij zich omdraaide zag hij mij en Alfonso staan. De man begroete Alfonso. Alfonso stelde ons voor: ‘Dit is mijn partner Ruben Santiago.’ Hij stak zijn hand uit maar zag aan mijn gezicht dat dat wellicht niet zo een goed idee was, aangezien er nog etensresten zichtbaar waren.
‘Mijn excuses, Señor Baez. Ik heb veel gezien in mijn leven maar dit valt mij werkelijk zwaar. Ik waarschuw u, het is geen pretje daarbinnen.’ Ik geloofde hem, maar ervaring heeft me geleerd om analytische te blijven, hoe genadeloos het plaats delict ook mag zijn. Alfonso stelde zijn partner voor dat hij even een frisse neus ging halen, dan zou hij met mij naar binnen gaan. Dat vond Ruben een goed idee.
Voorzichtig opende Alfonso de deur. Het kraken ervan alarmeerde de aanwezige collega’s. Twee man van het forensisch team maakte foto’s. Bij binnenkomst kon ik het slachtoffer nog niet zien. Een kastdeur stond open, die het zicht op het bed vertroebelde. Pas nadat ik langs het obstakel was, zag ik het bloederige tafereel. Ik moet toegeven dat mijn adem stokte en mijn hart sneller ging kloppen. Het was inderdaad iets dat ik nog niet eerder had meegemaakt. Er was overal bloed. Op de muren, de gordijnen, zelf de lamp op het nachtkastje had het moeten ontgelden. Het slachtoffer was vreselijk toegetakeld. Haar complete buik was opengereten en het gezicht leek wel weggevreten.
‘Wat is hier in hemelsnaam gebeurd?’ Alfonso ging voor me staan en vertelde me de details.
‘Het slachtoffer heet Marie Ekster, drieëndertig jaar, uit Amsterdam. Haar paspoort lag netjes op het nachtkastje. Rond zes uur vanochtend kregen wij en verontrustend telefoontje van het hotel. Verscheidende gasten hadden een vreselijk geschreeuw gehoord op de veertiende verdieping. Eén van onze agenten werd gestuurd om polshoogte nemen en trof haar aan. Echter was ze niet alleen. Degene die aanwezig was tijdens deze moord was ene Henry Duval, vijfendertig jaar, uit Maastricht. Volgens de verklaring van onze agent was meneer Duval bezig met het ‘consumeren’ van mevrouw Ekster.’
Op dat moment kreeg ik ook het gevoel van misselijkheid.
‘Gaat het?’ vroeg Alfonso voorzichtig. Ik gebaarde dat alles in orde was en hij hervatte zijn verhaal.
‘En nu komt het gekke.’
‘Nu pas?’
‘Uhm, nou ja, het is al gek genoeg, maar wat nog vreemder is, is dat mevrouw Ekster en meneer Duval elkaar vijf dagen geleden hadden verloofd. Ze hadden roomservice besteld om hun verloving te vieren. We hebben de hotelmanager gesproken en hij gaf aan dat hij het vreemd vond.’
‘In welk opzicht?’
‘Hij vertelde me dat beide personen drie dagen voor de verloving, apart hadden ingecheckt. Het lijkt erop dat ze elkaar hier voor het eerst ontmoet hebben.’
Ik probeerde grip op de zaak te krijgen.
‘Dus twee wildvreemden, checken in op dezelfde dag. Drie dagen later zijn ze verloofd en vijf dagen later wordt de man op heterdaad betrapt bij iets wat lijkt op een kannibalistische uiting. Het klink allemaal zo onlogisch. Heeft deze Duval al iets losgelaten?’ Alfonso schudde zijn hoofd.
‘Helaas, hij is meteen naar het politiebureau gebracht en zwijgt als het graf. Hij blijft emotieloos voor zich uitstaren.’
‘Dat is meestal het probleem met dit soort gasten, ze denken werkelijk dat ze superieur zijn en hun acties een hoger doel hebben, maar ze zijn gewoon ziek. Ik ben bang dat je vrij weinig informatie gaat krijgen van meneer Duval. Ik zal contact opnemen met mijn collega’s in Maastricht. Aan de hand van zijn paspoort kunnen ze het adres controleren. Wellicht dat ze daar meer aanwijzingen vinden.’
Ik keek naar het lichaam van Marie en voelde mijn ogen waterig worden. ‘Laten we uitzoeken hoe deze twee elkaar ontmoet hebben.’ Ik keek naar de verlovingsring die Marie droeg. Alfonso was me al een stap voor: ‘Hier, het bonnetje van de ring lag in het nachtkastje.’
Een juwelier genaamd “Ernesto”. Het was een goed idee om daar te beginnen. Alfonso pakte een bewijszakje en gebruikte het om de ring van Marie’s hand af te schuiven.
Even later zaten we weer in de auto, richting het Centrum. Onderweg belde ik naar het Politiebureau in Maastricht. Ik legde mijn collega de situatie uit en dat ze een kijkje moesten gaan nemen bij het adres van Henry Duval.
Het was vroeg in de middag, dus we hoopten dat Ernesto nog open was. Volgens Alfonso was het nog te vroeg voor Siësta. De juwelier lag verrassend ver buiten de drukke winkelstraten. In de straat waar we moesten zijn, waren vooral veel cafés en terrasjes gevestigd. Ernesto lag op de hoek. Alfonso parkeerde de auto langs de weg.
Vanbuiten zag het winkelpand er oubollig uit. De naam Ernesto stond er, in een bruin, oud lettertype op het raam. Daaronder stond “since 1890”. We liepen naar binnen en een belletje aan de deur begon te rinkelen. De zaak zag vanbinnen er ook uit alsof er sinds 1890 niets meer veranderd was. De juwelen bevonden zich allemaal achter een glazen toonbank. Er waren geen klanten noch personeel aanwezig.
‘Hola, Clientes!’ Riep Alfonso door winkel. Na een minuut stilte begon de deur achter de toonbank te kraken. Vanuit een andere ruimte kwam een oud, fragiel mannetje. Hij hoestte zwaar en mompelde onverstaanbaar. Hij droeg een klein brilletje dat bijna van zijn neus gleed en hij keek ons met een schuin hoofd aan.
‘Buenos días, Señors,’ kwam er met moeite uit, ‘waarmee kan ik u van dienst zijn?’ Hij piepte terwijl hij sprak en het feit dat hij een pijp opstak, maakte het geheel nog erger. Alfonso liet zijn politiepenning zien.
‘Ah, Policia,’ en de man schoot in een gorgelende hoestbui. Ik keek Alfonso aan met een zuchtende blik. Om niet nog meer tijd te verdoen haalde Alfonso het bewijszakje met de ring tevoorschijn en legde deze op de toonbank: ‘Enkele dagen geleden heeft u deze ring verkocht aan een Nederlandse man en vrouw. Kunt u zich nog iets daarvan herinneren?’
De oude man beëindigde zijn hoestbui, het opgehoeste slijm slikte hij weer door. Hij nam zijn brilletje van zijn neus en keek met een dicht geknepen oog door het glas. Na een grondige inspectie, schoof hij het zakje weer terug naar Alfonso.
‘Si. Hele aardige mensen, spraken beide goed Spaans. Ze zagen er mucho verliefd uit. Eerlijk gezegd konden ze nauwelijks van elkaar afblijven. De dame wist al meteen welke ring ze wilde hebben. Hij betaalde contant en daarna verlieten ze de winkel. Is er iets ernstigs aan de hand?’ Alfonso deed het bewijszakje weer ik zijn jaszak.
‘Helaas kunnen we daarover niet in detail treden. Weet u zeker dat dat alles is, hebben ze niets anders gezegd of waar ze naar toegingen?'
De oude man fronste zijn wenkbrauwen en nam een teug van zijn pijp. Na de routineuze hoestbui, noemde hij de naam van een restaurant. Restaurant de la Luz.
‘De dame wilde graag terug naar dat restaurant, ze zei dat ze niet kon wachten.’ Ik vroeg aan Alfonso of de naam van het restaurant hem bekend voorkwam, maar schudde zijn hoofd.
We bedankten de oude man en gingen terug naar de auto.
‘Wat is het volgende plan?’ vroeg Alfonso terwijl hij weer plaats achter het stuur nam. Ik wilde graag kennis maken met Henry Duval en stelde hem voor om naar het politiebureau te gaan. Daar konden we dan ook de gegevens opzoeken van dit “ Restaurant de la Luz”. Alfonso stemde in en reed richting het bureau.
We parkeerde de auto in de ondergrondse garage en namen de trap naar de tweede verdieping. Alfonso nam me mee naar zijn kantoor. In de vluchtigheid stelde hij me voor aan enkel collega’s. Een jonge agent rende op ons af.
‘Alfonso, gelukkig dat ik je hier tref. Heb je geen mobiel bij je?’ Alfonso graaide in zijn broekzak en keek naar zijn mobieltje: ‘Mierda, ik ben hem weer eens vergeten op te laden, wat is er aan de hand?’
‘Santiago, belde een half uur geleden, ze hebben minstens nog vijf lijken gevonden in het Hotel.’
‘Wat, hoe kan dat gebeuren?’ De agent haalde zijn schouders.
‘Ik weet het niet. Ik weet alleen dat je Santiago zo snel mogelijk terug moet bellen.’
‘Dank je,’ en hij richtte zich tot mij, ‘Baez kom mee naar mijn kantoor dan zet ik de telefoon op speaker.’
Alfonso toetste het nummer van zijn partner in, die meteen oppakte.
‘Garcia, puta madre, wanneer leer je eens met een mobieltje om te gaan, pendejo!’
‘Santiago rustig aan. Baez staat naast me, wat is er aan de hand?’
Ik hoorde Santiago aan de andere kant van de lijn een diepe zucht nemen.
‘We hadden agenten op elke verdieping van het hotel navraag laten doen en bij sommige gasten was er een vaag idee dat ze een schreeuw hadden gehoord in de afgelopen dagen, maar ze hadden hier verder niet gereageerd. Wat blijkt nu, op vijf verschillende verdiepingen hebben wij kamers gevonden, met hetzelfde tafereel als bij Marie Ekster. Echter zijn deze slachtoffers nog verder toegetakeld en zo blijkt, verorberd. Dit is een heel nieuwe kant van klote kan ik je zeggen.’ Na een korte stilte vroeg Santiago of wij nog niets nieuws hadden.
We vertelde hem over Restaurant de la Luz en dat het stel Eskter en Duval volgens de juwelier erg verliefd overkwamen.
‘Hmm, ik denk dat het beste is dat jullie opsplitsen. Garcia, ga jij navraag doen bij dat restaurant. Baez, jij mag een poging doen om Henry Duval aan de praat te krijgen, wellicht opent hij zijn mond wel in zijn moedertaal. Ik ben nog wel even bezig hier bij het hotel, houd me op de hoogte.’ De verbinding werd verbroken en ik staarde Alfonso aan. Hij krabde zich achter de oren.
‘Dit is echt vreemd, maar goed we moeten verder. Hij ging achter zijn bureau zitten en zocht op zijn PC naar het adres van het restaurant.
‘Gelukkig, maar één Restaurant de la Luz gevonden. Het ziet eruit als een regulier eetcafé. Hoop dat zij me daar wat meer kunnen vertellen. Ik zal je even naar de verhoorkamer brengen.’
De verhoorkamers bevonden zich aan de andere kant van het gebouw.
‘Hij zit in kamer nummer drie. Als er wat is hoor ik het wel.’
‘Maar je telefoon…’
‘Maak je geen zorgen ik heb er nog één, hier is mijn nummer.’ Hij gaf mij zijn kaartje. Er stonden drie mobiele nummers op.
‘Je kunt me bellen op het tweede nummer, ik neem de reserve mee.’ Alfonso wenste me succes.
Bij de verhoorkamer werd ik begroet door agent Bras. Hij hield een oogje in het zeil.
‘Heeft hij al iets gezegd?’
‘Nada. Hij zit daar maar voor zich uit te staren.’
‘Vind je het goed als ik naar binnen ga?’ Agent Bras maakte een handgebaar, dat het in orde was. Ik opende de deur. Henry Duval bleef recht voor zich uit kijken. Hij had heldere blauwe ogen en kort blond haar, zijn stoppelbaard paste goed bij zijn gezicht, hij leek wel een fotomodel. Ik ging tegenover hem zitten en begroette hem: ‘Dag Henry, ik ben Rechercheur Baez. Ik heb een paar vraagjes voor je.’ Mijn Nederlandse woorden verrasten hem en hij keek me eventjes aan.
‘Dat is juist, ik ben een Nederlandse rechercheur, ze hebben alle moeite gedaan om mij hier zo snel mogelijk naar toe te halen, allemaal voor jou Henry. Wil je me alsjeblieft helpen? Want ik snap het niet helemaal. Je ontmoet hier een leuke vrouw en binnen een week zijn jullie verloofd. Dat is zo romantisch. Alleen snap ik dat gedeelte niet van dat jij opeens de “Hannibal Lecter” gaat uithangen. Kun je me dat uitleggen?’ Hij negeerde me en wendde zijn blik weer naar de hoek van de ruimte.
‘Hallo, Henry,’ en ik knipte met mijn vingers voor zijn gezicht, ‘kun je me antwoord geven?’ Er kwam geen reactie. Ik wist dat ik hiermee niet verder kwam, dus ik moest een stapje verder gaan.
‘Wat kun je me vertellen over die andere vijf slachtoffers, had het gesmaakt? Ik probeer echt grip op de zaak te krijgen, maar daar heb ik wel jou hulp bij nodig.’ Ik zag hem op zijn tanden bijten. Het was een kwestie van tijd. Ik wilde mijn verhoor voortzetten, maar ik werd onderbroken door mijn mobiel. Ik bekeek het nummer en zag dat het nummer van Nederland afkomstig was.
‘Een momentje, Henry, ik ben zo bij je terug.’ Ik stapte uit de verhoorkamer en nam de telefoon op.
‘Rechercheur Baez, hier met Frank Dumoulin, Politie Maastricht.’
‘Dag Frank, hebben jullie iets meer kunnen vinden?’
'Nou, we hebben eerlijk gezegd dingen gevonden die we niet wilden vinden. De ijskast en diepvries liggen vol met menselijk vlees en organen. Overal liggen boeken over de menselijke anatomie. Aan het keukenblok hangen allerlei recepten over hoe je bepaalde organen het beste kan bereiden. Het is een smerige boel hier. We hebben tevens de computer kunnen kraken en deze staat vol met e-mails tussen hem en andere “liefhebbers”. Ze wisselen ideeën en ervaringen uit.’
Ik kon het niet bevatten, dat dit soort waanzin in onze samenleving plaatsvond.
‘Met wie had Duval als laatste contact?’ Dumoulin gaf de opdracht aan één van zijn agenten die achter de computer zat.
‘Eén moment Baez, ik heb zo een antwoord voor je.’ Het getik van de computer was goed hoorbaar door de telefoon.
‘Oké, hier heb ik iets. Nou Baez, houd je maar vast. Het laatste contact was twee weken geleden. Met een mevrouw Ekster.’ Een koude rilling ging over mijn rug en mijn hartslag was die van een gazelle die opgejaagd werd door een jachtluipaard.
‘Het bleek dat ze plannen maakte om elkaar te ontmoeten in Valencia. In eerdere e-mails wisselen ze ervaringen uit over slachtoffers die ze gemaakt hebben. Ze hebben het zelfs over een kannibalistisch genootschap dat over de hele wereld actief is. In de laatste email van Ekster staat: “Ik kan niet wachten tot we in Valencia met onze vrienden kunnen dineren”.' Het zweet brak me aan alle kanten uit en agent Bras keek me medelevend aan.
‘Baez, ben je er nog?’
‘Ja, sorry, ik weet voldoende, bedankt voor de terugkoppeling.’ Ik verbrak de verbinding en stond te trillen op mijn benen. Bras stond op en legde zijn hand op mijn schouder.
‘Weet u zeker dat alles goed is?’
Zonder hem een antwoord te geven draaide ik me om en stormde ik de verhoorkamer naar binnen. Ik pakte Henry Duval bij de kraag en drukte hem tegen de muur.
‘Jij ziekelijk figuur!’ Schreeuwde ik uit. Hij zag de furie in mijn ogen, ik zag de schrik in de zijne. Als je wilt dat er nog iets te redden valt, dan wil ik dat nu weten. Ik weet alles van jou en Marie en jullie ziekelijke hobby. Vijf onschuldig mensen zijn dood dankzij jullie!’
Ik wilde naar hem uithalen, maar het onverwachte gebeurde, Henry Duval begon te schreeuwen.
‘Ik heb het niet gedaan!’
‘Goed dat is tenminste een start.’ Ik liet hem los en hij zakte in het hoekje in elkaar.
‘Ik heb me vergist in Marie’, snotterde hij, ‘ze was te gulzig. Ik wilde het rustig aan doen, samen op zoek gaan naar perfecte exemplaren, maar haar lust voor het vlees was te groot en ze werd roekeloos, zelfs ik heb mijn grenzen. De hele week dronk ze met jan en alleman, ze nestelde zich in hun hotelkamers, de rest is je bekend. Ik hield van haar, dat moet je begrijpen, maar ik kon niet uitstaan wat zij uiteindelijk bleek te zijn; een monster.’
‘Dat moet jij vooral zeggen.’ Hij reageerde niet op mijn cynisme en ging verder.
‘Ik had genoeg van haar dominantie en vanochtend nam ik het heft in eigen handen. Ik verraste haar in haar slaap. Eerst schreeuwde ze het uit van de pijn, maar geloof me, nadat ze merkte waar ik mee bezig was, genoot ze met volle teugen.’ Er verscheen een sinistere grijns op zijn gezicht. Ik wist voldoende. Ik gaf hem niet eens het plezier om een weerwoord te geven. Ik liet hem achter in zijn hoekje, welke straf ze hem ook zouden geven, het zou nooit voldoende zijn.
Ik bedankte agent Bras voor zijn tijd en medewerking en liep terug naar de andere kant van het gebouw.
Bij het kantoor van Alfonso Garcia stond Santiago mij op te wachten.
‘Baez, mooi verhoor, we hebben het zojuist meegekeken.’ Ik keek hem verbaasd aan.
‘Camera’s, mijn beste collega, die hebben wij in elke verhoorruimte.’ Dat verklaarde een hoop.
‘Goed werk collega.’ Ik keek bij het kantoor van Alfonso naar binnen maar zag hem niet zitten.
‘Is hij nog niet terug?’ vroeg ik aan Santiago.
‘Nee, ik heb nog niets van hem vernomen.’ Ik pakte mijn mobiel en draaide het tweede nummer op het kaartje, maar er werd niet opgepakt.
‘Niks.’
Santiago stelde voor om naar Restaurant de la Luz te rijden.
Restaurant de la Luz lag net buiten het centrum langs een groot weiland. Het zag eruit als een authentiek steakhouse. Er was nog voldoende parkeergelegenheid, de auto van Alfonso was nergens te bekennen. We gingen naar binnen. Achter de bar stond een aantrekkelijke jongedame die ons vriendelijk begroette: ‘Wat mag het zijn heren?’
‘We zijn op zoek naar onze collega, Alfonso Garcia, heeft u hem gezien?’
Jazeker, rechercheur Garcia was ongeveer anderhalf uur geleden hier. Hij vroeg naar twee Nederlandse gasten die hier hadden gegeten. Ik heb hem verteld dat ze twee keer hier gegeten hebben, daarna hebben we ze niet meer gezien. Hij bedankte me en is daarna weggereden.’
‘Zei hij niet waar hij naar toe ging?’
‘Nee sorry.’
Santiago haalde zijn schouders op.
‘Dan moet hij maar zijn mobieltjes opladen, het is altijd hetzelfde gezeur met hem. Ik weet niet hoe het met jou zit Baez, maar ik heb nog niet gegeten vandaag, wat zeg je ervan, blijven we eten?’
‘Als ik eerlijk ben is mijn eetlust een beetje vergaan.’
‘Ach, stel je niet aan, een mens moet ook eten. Tafel voor twee alsjeblieft.’ Aan de andere kant was het natuurlijk niet netjes als ik, nee, had gezegd.
De aantrekkelijke serveerster begeleide ons naar een tafeltje in de hoek van het restaurant en gaf ons de menukaart en prees de keuken: ‘Wij slachten ons eigen vlees, dus alles is vers.’
We bestelden allebei een biefstuk en hadden een heerlijk maaltijd. Tijdens het eten vertelde ik Santiago over de bevindingen van het kantoor in Maastricht en over een geheim kannibalistische genootschap. Santiago gaf aan dat zo’n genootschap grote onzin was en kauwde smakelijk verder. Het vlees smaakte lekker vertrouwd.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten