Op deze blog vind je naast reviews ook korte verhalen die ik in mijn vrije tijd schrijf. Alle Feedback wordt gewaardeerd.
dinsdag 21 januari 2014
Caroline's dagboek Nu te Koop!
Met veel enthousiasme en trots presenteer ik mijn debuutroman!
Ik ben uitermate tevreden over het resultaat en ik hoop dat veel mensen dit boek gaan ontdekken. Ik zou het te gek vinden als ik een publiek vind voor mijn boek. Thrillerliefhebbers die houden van een goede dosering spanning, (zwarte) humor en onverwachte plot twisten, zijn hier aan het goede adres.
Nu zult u wel denken: “Alweer zo’n schrijver die zijn eigen werk uitgeeft.”
Klopt, zolang er nog geen uitgever is gevonden, wil ik iedereen toch de kans geven om van mijn boek te kunnen genieten.
Wellicht nog een andere vraag: “Kun je me kwaliteit bieden?”
Ja. Het komt een beetje je arrogant over, maar ik ben ervan overtuigd dat ik een goed verhaal heb geschreven. Kijk eens rond op mijn blog, u zult zien dat ik een kritisch persoon ben en zo is dat ook met mijn eigen werk. Als ik niet het volste vertrouwen had in mijn werk, dan zou ik het niet uitgeven. Het verhaal was december 2012 af. In het eerste half jaar van 2013 heb ik ongeveer 50 proefexemplaren verdeeld onder familie, vrienden en voor mij onbekende mensen (letterlijk, mijn boek meegegeven aan voorbijgangers), met de vraag om hun mening te geven over mijn werk. De feedback was fantastisch, het verhaal werd door allen ervaren als spannend, origineel, af en toe vulgair en men vond dat het een goede spanningsboog had. De kritiek die ik kreeg ging vooral over één onderdeel, taalfoutjes. Omdat ik de enige was geweest die het geheel had doorgenomen, zijn mij uiteraard een aantal stijlfouten en taalfouten niet opgevallen, wat ik ook logisch vind. Na deze feedback heb ik de handen ineengeslagen met Beppie Ottenheim, een taalpurist in hart en nieren. Ik heb haar ontmoet via het uitgeversplatform van het Limburgs Dagblad. Al gauw werd me duidelijk dat ik met de perfecte persoon aan het werk was gegaan. In de tweede helft jaar van 2013 hebben we het hele boek gecorrigeerd, geredigeerd en aangepast, zodat de eerder genoemde taalfouten en stijlfouten tot een minimum zijn gereduceerd. Mogelijk dat u nog een foutje kunt ontdekken, maar dat zal beperkt zijn.
De prachtige cover is ontworpen door fotografe, Edith Wawrowska. Meer van haar werk vindt u terug via onderstaande link:
https://www.facebook.com/pages/Edith-Wawrowska-Photography/124250121037851
Nu is het begin 2014 en ik stel Caroline’s dagboek voor aan het grote publiek. Mocht u ervoor kiezen om mijn boek te kopen dan vind ik dat al helemaal geweldig en alvast dank daarvoor. Graag hoor ik wat u er van vindt. Via deze blog kunt u mij berichten sturen en ik waardeer elke feedback. Daarnaast kunt op deze blog kortere verhalen terugvinden die ik heb geschreven, om u een idee van mijn schrijfstijl te geven.
Tot slot wil ik u een voorproefje van Caroline’s dagboek geven, ik hoop dat het u gaat aanspreken.
Richard
Paperback: http://www.mijnbestseller.nl/shop/index.php/caroline-s-dagboek-36261-www-meinbestseller-de-3.html
Of check mijn gratis E-book versie:
http://www.smashwords.com/books/view/409523
Passage uit Caroline’s dagboek:
Ergens in de kelder van een vrijstaand huis, aan de rand van Steengroeve.
Het licht scheen minimaal, het liet een groene waas achter, dat kwam waarschijnlijk door de vochtigheid en het mos dat uit de scheuren van de muren groeide. Chris maakte met tegenzin het cellofaan van een chocoladereep open. Hij liep voorzichtig naar de jongen toe. Aan de linkervoet van de jongen zat een stalen ketting waarvan het uiteinde in de muur gemetseld zat. De ketting was net lang genoeg voor de jongen om de kale matras en de emmer te bereiken. Door het slechte licht zag de jongen alleen maar een bewegende schim, maar hij wist dat het Chris was. Chris zorgde al een maand voor hem. Voorzichtig hield Chris de chocolade reep naar voren, maar de jongen negeerde elk gebaar.
‘Het is alles wat ik nog heb. Morgen komt de grote baas met nieuw brood en die zoete drank die je zo lekker vindt. De jongen herhaalde steeds dezelfde woorden: ‘Ik wil mijn mama.’
‘Binnenkort. Tot die tijd moet je het met mij doen en ik wil de grote baas graag vertellen dat jij je als een grote kerel hebt gedragen. Want je weet wat er gebeurt als je dat niet doet.’
De directheid in de stem van Chris deed de jongen realiseren dat het beter was om de reep aan te nemen.
‘Goedzo, Mickey, ik zal hem zeggen dat ik zeer tevreden over je ben.’
§
De zondagochtend begon zoals de meeste ochtenden, beroerd, met een extreme drang naar koffie. Mijn pakje Gauloises bevatte nog vijf sigaretten, het kon er mee door. Vaag kon ik me nog de voorgaande avond voor de geest halen. Ik trok mijn ochtendjas - die ik van Suzanne had gekregen - aan en liep met bonkende hoofdpijn de trap af naar beneden. Gezien het vroege uur - het was net acht uur geweest - dacht ik dat Mark nog wel knock out zou liggen. Terwijl ik naar beneden liep, hoorde ik gepraat in de huiskamer. Ik opende de deur van de gang en was verrast om Mark klaarwakker op de bank te zien zitten. Tevens zag ik dat hij door mijn dvd-collectie was gegaan en The Ciderhouse Rules had opgezet. Met tranen in zijn ogen sprak hij de dialoog van Michael Caine’s karakter mee: ‘Goodnight, you princes of Maine, you kings of New England.’
Ik gaf hem een klein knikje, zonder iets te zeggen. Jankend keek hij me aan: ‘Prachtige film, ik heb hem al jaren niet meer gezien.’ Het is bizar. Een dag eerder had ik nog het beeld van een eigenzinnige eikel, nu ik hem zo zag zitten, begon ik een sympathisch gevoel te ontwikkelen voor Mark Leban. Ik had er niet echt bij stil gestaan dat hij een totaal emotioneel wrak zou zijn. Hij was wel de laatste van wie ik dat zou verwachten. De zakenman, de rechttoe rechtaan bullebak, de huilebalk op mijn bank.
‘Ik ga koffie zetten. Wil je ook een croissant?’ Mark knikte alleen maar.
Ik bekeek de verpakking van de croissants, uiterste houdbaarheidsdatum 14 september 2011. Ze waren aan de onderkant al een beetje het schimmelen. Met een steakmes schraapte ik de schimmel weg en legde de croissants in de oven. Suzanne deed alle boodschappen, ik deed alleen maar eten en drinken wat we in huis hadden. Het is best een trieste eigenschap van mezelf. Er bestond een waan bij me dat vrouwen alles voor me deden omdat ik een acteur ben. Iemand met een artistiek bestaan. In veel documentaires over kunstenaars zag je immers dat ze altijd een hoop vrouwen om zich heen hadden. Ik stond er niet bij stil of ik een goede of een slechte artiest was, ik had in ieder geval het ego ervoor. Door dat ego ga je jezelf op een voetstuk zetten, je maakt jezelf groter dan je daadwerkelijk bent. Me beter voordoen dan ik daadwerkelijk was. Het idee hebben dat alles om jou draait. Ik voelde me Jupiter en ik moest de meeste manen in mijn baan hebben. Nu denk ik daar anders over, maar op dat punt in mijn leven was ik een God, in mijn eigen belevingswereld tenminste.
De broodjes bakten, de koffie pruttelde, de felle ochtend zon scheen naar binnen en ik bekeek mijn weerspiegeling in het steakmes. Tenminste, ik zag mijn ogen. Mijn diepe bruine ogen. Het oogwit was rooddoorlopen en de harde sperma van Klaas Vaak zat nog vastgeplakt aan de rand van mijn ogen. Mocht ik de rest van mijn lichaam met potlood bijtekenen dan kwam ik uit op een sketch van Wile E. Coyote die klaar stond voor een afgrond, met een bord in zijn handen waar simpelweg “loser” op zou staan. Mark kwam de keuken binnenlopen. Mijn gedachteballon ging in rook op en ik lachte doelloos naar hem. Geeuwend sprak hij tot me: ‘Mag ik gebruik maken van je douche en wat ondergoed lenen?’ Ik keek naar de timer van de oven die nog twee minuten aangaf.
‘De croissants zijn bijna klaar.’
‘Ik eet ze wel na het douchen.’
‘Maar dan zijn ze koud.’
‘Dat maakt me niet zoveel uit.’
‘De koffie is ook zo klaar.’
‘Om twaalf uur is de herdenkingsmis voor Caroline.’
‘Dat zijn nog drie uur.’
‘Ik wil graag op tijd klaar zijn.’
‘Echt geen croissants? Warm zijn ze het lekkerst.’
‘Nee.’ Hij draaide zich om en liep naar de trap.
Volgens mij was dat de meest homo-erotische discussie die ik ooit heb gevoerd. Nooit eerder was ik zo vastbesloten om iemand zo ver te krijgen gezellig met me te ontbijten. Samen aan de keukentafel, praten over vroeger, leuke tijden. Het maakte me bang dat ik de drang kreeg iets te doen voor een ander. Iets in mijn leven zorgde voor een omwenteling. Al kon ik niet bepalen wat het was, de terugkeer van een oude vriend of het ontmoeten van Elize.
Licht beledigd zette ik mijn drama-queen gezicht op en ging zielsalleen aan tafel zitten. Ik schonk een grote mok koffie in. Drie klontjes suiker, geen melk. Na het smeren van mijn croissant nam ik een flinke hap, die ik na twee seconden kauwen weer uitspuugde. Het afschrapen van de schimmel had niet geholpen, wat smaakte dat goor. Ik ging alle kasten in de keuken na, maar helaas, geen enkel voedselproduct meer te bespeuren. Geïrriteerd dronk ik dan alleen maar de koffie op.
Ook ik ging naar boven om me klaar te maken voor de herdenking.
Mark was inmiddels klaar met douchen en ik informeerde hem over de staat van het ontbijt. Hij vond het niet erg om alleen koffie te drinken. Hij had zijn eigen kleren weer aangetrokken.
‘Mark, met alle respect, je kunt niet in die kleren naar een herdenkingsmis gaan. We zijn ongeveer dezelfde lengte en breedte, laat me je een pak van mij lenen.’ Mark keek me aan met een blik waarmee hij wilde zeggen: “Wat is er mis met mijn kleren?” Ik gaf hem niet het beste pak, maar het pak dat ik had uitgekozen was goed genoeg voor hem. Hij ging zich omkleden, zodat ik ook een lekkere warme douche kon nemen.
Op de badkamer werd ik er weer aan herinnerd hoe harig Mark was. De putjes in de wasbak én de douche zaten vol met zijn haren. Met een oud scheermesje begon ik de lokken eruit te halen, hierna spoelde ik met een liter zeep de hele douche uit. Zelfs daarna had ik nog kriebels tijdens het douchen. Ik had nooit gedacht dat een man in huis voor zoveel irritatie kon zorgen. In mijn gedachten leek het altijd fijner dan het samenwonen met een vrouw. Na één dag met een man in huis, nam ik die gedachte terug.
§
Een half uur later zaten we in mijn auto. Een Volkswagen Polo uit ‘96 die aan vervanging toe was. De koppeling werkte stroef en ik had er nog wel een nieuwe versnellingsbak in laten plaatsen. Als ik er zo aan terugdenk, heb ik in vier jaar tijd zes keer de versnellingsbak verwisseld. Voor de rest heeft de auto me grotendeels niet in de steek gelaten. Onder het rijden, hoorde ik de maag van Mark knorren en ik had zelf ook honger. Tegelijkertijd draaide het nummer “Hunger Strike” van de band “Temple of the Dog” op de radio, het viel allemaal samen. Ik rookte een sigaret, maar die smaakte niet, ik kreeg er een licht gevoel van in mijn hoofd. Aangezien we erg vroeg waren vertrokken, besloten we om bij de plaatselijke fastfoodketen iets te eten. Het bleek hetzelfde restaurant te zijn waar ik begin van die week ook had gegeten.
Het magere meisje dat mij die bewuste maandag had bediend, stond wederom achter de kassa. Deze keer zag ze er nog belabberder uit. Ze zag er bleek uit en wallen waren zichtbaar onder haar ogen. Er waren geen fysieke tekenen van geweld, voor zover ik kon zien tenminste. Ik wilde haar vragen of er iets aan de hand was, maar ik hield me in. Het was niet aan mij om me om dit meisje te bekommeren. Ze vroeg ons wat we wilden eten. Ik wachtte op Mark om een bestelling te doen, maar hij stond met een verstijfde blik naar het meisje te kijken. Ik legde mijn hand op zijn schouder en zei voorzichtig zijn naam. ‘Mark, deze jongedame vraagt wat je wilt eten.’ Duidelijk aangeslagen keek hij me aan.
‘Sorry, Ben, ik heb geen honger meer. Kunnen we alsjeblieft gaan?’
‘Eigenlijk wil ik zelf nog iets te eten pakken.’
‘Wat jij wilt, ik wacht wel in de auto.’ Geschokt van zijn reactie richtte ik me weer tot het meisje, Juliet, zag ik op haar naamplaatje staan.
‘Sorry, ehm, Juliet. Mijn vriend heeft vandaag een zware dag.’ Juliet ging bedeesd met haar hand door haar paardenstaart, keek naar beneden en sprak zacht: ‘We hebben allemaal wel eens zware dagen, meneer, mag ik uw bestelling opnemen?’
‘Ja, doe mij maar een hamburgermenu met als drankje een cola graag. Gaat alles wel goed met je? Je ziet zo bleek.’
‘Wilt u daar een brownie bij voor maar vijftig cent?’
‘Nee, dank je. Je kunt het gerust tegen mij zeggen als er iets aan de hand is.’
‘Alles is prima, meneer. Dat is dan € 5,95.’ Ik rekende het bedrag af en nam mijn maaltijd aan. Juliet bedankte me voor mijn aankoop en wenste me nog een fijne dag toe. Ik wilde eigenlijk nog een keer proberen of ik iets los kreeg, maar ze negeerde me en begon de volgende klant te helpen. Dan niet, dacht ik bij mezelf. Ik vond dat ik behulpzaam genoeg was geweest. Ik nam het menu mee naar de auto, ik wilde Mark niet te lang alleen laten.
‘Dan hadden we beter door de drive-in kunnen rijden, als je toch in de auto wilde blijven.’ Hij reageerde niet op mijn klaagzang. Aan zijn gezicht zag ik dat iets hem vreselijk had geraakt. ‘Wat was dat daarbinnen? Je joeg dat arme meisje de stuipen op het lijf.’
‘Het was een paniekaanval, vat het maar niet te zwaar op.’
‘Paniekaanval… maak dat de kat wijs, je keek alsof je een geest had gezien.’ Mark bleef stil en na een aantal adempauzes zei hij wederom dat het niets was. ‘Eet je hamburger nu maar op, dan kunnen we tenminste naar de herdenking gaan.’
§
Een kwartier voordat de mis begon, kwamen we bij de kerk aan. Mark - hij had het rijden van mij overgenomen zodat ik onderweg rustig mijn hamburger kon eten - parkeerde de auto langs de weg. Een logische vraag die volgde was “Is dit wel de goede kerk?” want er waren bijna geen auto’s noch mensen te bekennen. Mark nam een krantenbericht uit zijn broekzak.
‘St. Sebastianus kerk, Schoolstraat, 9 oktober om 12.00 uur. Ja, ik ga ervan uit dat we hier moeten zijn.’ We stapten uit, aan mijn kant vielen bij het openen van de deur de lege cola beker en wat servetjes op de grond. Een bejaard stel dat toevallig langsliep, schudde gelijktijdig hun hoofd. Om ze nog meer te irriteren liet ik een flinke boer. Ze mompelden tegen elkaar en liepen snel door. Heerlijk, mensen die constant een mening hebben. Nadat het stel niet meer omkeek, pakte ik de rotzooi op en deed het netjes in de vuilnisbak. Hierna liepen we de trappen van de kerk omhoog en opende ik de zware, houten kerkdeur.
Bij het geluid van de openende deur keken in totaal zeven mensen achterom, dit waren tevens ook het aantal aanwezigen. Voorin zaten de ouders met daarnaast Skeletor, hoogstwaarschijnlijk de oma van Caroline. Aan de andere kant zat het schoolhoofd, meneer Tholen en zijn vrouw. De andere drie personen zaten verspreid op de overgebleven bankjes. We knikten beleefd. Daarna draaide iedereen zich weer om. We namen plaats in de achterste rij, we wilden niet nog meer aandacht opeisen.
Vijf minuten later sloeg de kerkklok twaalf uur en de pastoor liep onder begeleiding van twee misdienaars richting het altaar. Wat volgde was een preek van een half uur. Het enige wat met Caroline te maken had, was dat haar naam werd genoemd. Voor de verdere details van een standaard mis raad ik u aan om op zondag eens een kijkje te nemen in een kerk bij u in de buurt. Na afloop van de mis bleven we nog even zitten, hopend dat we de ouders van Caroline konden aanspreken. De drie onbekende toeschouwers passeerden ons. Dit waren geen familieleden van Caroline. Het waren depressieve karikaturen die blijkbaar graag het leed van anderen opsnoven. Een jonge man die er uitzag als een punkrocker; grote zwarte oorbellen, keek met een emotieloze blik voor zich uit. Terwijl hij naar buiten liep, deed hij de zwarte capuchon van zijn trui over zijn hoofd. Een vrouwtje van rond de vijftig, ik herkende haar gezicht, ze heeft een paranormale winkel in het centrum van de stad. Tot slot een lange, tengere man. Hij was al op leeftijd en kalend met witte plukjes haar aan de zijkanten van zijn hoofd. Met een ijzige blik keek hij ons aan, een blik die zei: “Ik ga jullie opvreten.” Angstig keken we allebei naar beneden, de man liep ons langzaam voorbij en ging naar buiten.
‘Was dat wie ik denk dat het was?’ fluisterde Mark.
‘Ja, Luther Kohl, hij leeft nog steeds.’
‘Ik vond hem vroeger al eng toen hij schilder was bij Janssen & Zn. Wat doet hij tegenwoordig?’
‘Hij doet nog steeds schilderwerk, het is een taaie. Volgens mij heeft Luther Kohl 95% van alle huizen in Steengroeve van binnen en buiten geschilderd.’
Mark slikte angstig. Vroeger durfde hij nooit een straat in te gaan als hij het busje van Janssen & Zn. zag staan. Die man had gewoon iets onheilspellends.
‘Eigenlijk moeten we ons schamen. We vertellen verhalen over hem, maar we hebben nog nooit met hem gesproken. Wellicht is hij gewoon een oude, zielige man die banger voor ons is dan wij voor hem.’
Markt knikte en kon zich wel vinden in mijn geruststelling.
‘Zo, meneer Croque én meneer Leban weer samen op pad, zie ik.’ Tholen herkende ons meteen. ‘Jullie zijn geen steek veranderd. Kijk, Annette, dit zijn twee jongens die meer mijn kantoor hebben gezien dan de rest van de school.’ We voelden ons een beetje in de zeik gezet door deze oude knar. Annette begon te lachen: ‘Trek het jullie niet aan jongens, dat zegt hij tegen alle oud-studenten die hij tegenkomt, het is leuk jullie te ontmoeten.’
‘Insgelijks’, kwam er in koor uit.
‘Mochten jullie eens tijd hebben,’ ging Tholen verder, ‘dan zijn jullie van harte welkom, St. Helena’s is een stuk moderner geworden.’
‘Zullen we zeker doen.’ Het was moeilijk om dat te zeggen zonder leugenachtig over te komen. Tholen en Annette knikten vriendelijk en wensten ons nog een prettige dag.
De ouders van Caroline kwamen eindelijk naar de uitgang van de kerk gelopen. Uit respect stonden we op en begroetten meneer en mevrouw Versteegh. Skeletor verscheen achter hun, ook haar begroetten we. Vader Versteegh liep naar ons toe en schudde ons beide de hand. Het was een slappe handdruk. De man was zoals Mark hem twaalf jaar geleden had omschreven, tenger, iel, breekbaar, brilletje, belastingadviseur.
‘Bedankt voor het komen, jongens. Het betekent veel voor ons. Zijn jullie kennissen van Caroline?’
Mark sprong er meteen op in.
‘We gingen naar dezelfde school.’
‘Dat is goed om te horen, nogmaals bedankt voor het komen.’ Ze wilden verder lopen, ik keek Mark met een blik aan om actie te ondernemen, anders waren we nog voor niets gekomen. Met lood in zijn schoenen benaderde Mark hem opnieuw.
‘Meneer Versteegh?’ Hij draaide zich om.
‘Alsjeblieft, noem me Albert.’
‘Albert. De dood van uw dochter heeft me persoonlijk heel erg aangegrepen. Ik ben een jaar jonger dan Caroline, maar ik heb haar altijd bewonderd. Ik durf zelfs te zeggen dat ik verliefd op haar was, maar ze zag me nooit staan.’ Ik zag aan het gezicht van Albert dat hij Marks’ pijn kon voelen. De moeder en Skeletor stonden achter hem en luisterden mee. ‘Ik wil geen oude wonden openmaken, al lijkt me dit een wond die nooit zal helen. Graag zou ik meer inzicht krijgen in hoe Caroline tot haar tragische einde is gekomen. Het is iets wat me al twaalf jaar achtervolgt.’ Alberts gezicht veranderde van treurig naar ernstig.
‘Jongeman, mijn dochter heeft veel aanbidders gehad en we hebben een turbulente tijd meegemaakt. Waarom zou je dit nu weer allemaal naar boven willen halen?’
‘Ik weet dat het lijkt alsof dit uit het niets komt, maar de afgelopen jaren heb ik bijna dagelijks nachtmerries over uw dochter, er zijn zaken die u niet weet.’ Mark kon zijn tranen niet in bedwang houden. ‘Jarenlang intensieve therapieën van Europa’s beste psychiaters en nog steeds lijd ik onder die angst, alstublieft, ik smeek u, sta mij te woord.’ Albert Versteegh zweeg en keek naar zijn vrouw, deze knikte voorzichtig met haar hoofd. Albert wendde zich weer tot ons: ‘Zijn jullie met de auto?’
‘Ja, die staat hier langs de weg geparkeerd.’
‘Volg ons naar huis, dan praten we verder.’
We deden wat hij ons vroeg. Deze keer nam ik weer plaats achter het stuur.
‘Wil je dit nog steeds?’ vroeg ik aan Mark terwijl hij de gordel omdeed. Hij hield zijn handen omhoog en liet mij tien vingers zien en daarna nog eens twee.
‘Twaalf lange jaren…’ Ik wist voldoende en reed achter de Mercedes van familie Versteegh aan.
§
Eerder die ochtend. Chris zat in de keuken sigaretten te roken. Er lagen zes uitgedoofde peuken in de asbak. De zevende had hij in zijn mond. Hij keek geïrriteerd naar de witte wandklok die de kale muur sierde.
‘Het is verdomme al acht uur, waar blijft hij?’ mompelde hij in zichzelf. Vanuit de keuken kon je naar de gang, daar bevond zich de deur naar de kelder. Hij hoorde Mickey schreeuwen, de jongen had honger, Chris zelf ook. Het enige waar genoeg van aanwezig was, waren chocoladerepen, maar die kon Chris niet meer zien noch eten. De laatste twee dagen teerde hij en de jongen op chocoladerepen en Earl Grey thee, dat kon niet gezond zijn. Ze hadden fruit en brood nodig, vitamines. Net voordat hij zijn sigaret wilde aansteken, hoorde hij geratel. Het was de voordeur. Eindelijk.
De grote baas liep de keuken binnen en keek naar de volle asbak. Hierna keek hij met een afkeurende blik naar Chris. Chris had zijn achtste sigaret terug in het pakje gedaan.
‘Heb je de boodschappen meegenomen, Luther?’
Luther gebaarde naar de gang. Chris liep naar de gang en zag een volle tas staan. Hij hief de tas op en nam deze mee naar de keuken.
‘Zorg dat de jongen goed te eten krijgt. Er is voldoende voor een week.’
‘Dat zei je de vorige keer ook, de afgelopen twee dagen heb ik me moeten voeden met chocoladerepen.’ Luther werd furieus, pakte Chris bij de kraag en duwde hem tegen de muur.
‘Luister, zwakzinnig schepsel, die jongen is belangrijk voor mij, voor ons allen. Jij bent niets vergeleken met de kracht die in hem schuilt. Dus als je merkt dat je te weinig over hebt aan het einde van de week, dan zorg je dat de jongen als eerste zijn voeding binnen krijgt. Jij zult dan maar moeten vasten totdat ik terugkom met een nieuwe voorraad, begrepen?’ Chris, die rood aanliep, knikte angstig. ‘Goede jongen.’ Luther liet hem weer los. Chris had hem zwakker geschat, maar voor zijn leeftijd had Luther de kracht van een twintiger. ‘Er is pindakaas en dat zoete spul dat hij zo lekker vind. Mijn suggestie is dat je begint met het smeren van boterhammen en dat je je tegenspraak de volgende keer weglaat.’ Chris zweeg en begon aan zijn taak. Luther keek naar de wandklok, deze gaf half tien aan. ‘Kun je het verder alleen af?’ Chris knikte. ‘Kenny en Martha wachten op me bij de St. Sebastianus kerk, vandaag is de herdenking van Caroline Versteegh.’
Chris’ ogen werden groter.
‘Is dat vandaag? Het is nog altijd een raadsel waar het bij haar mis is gegaan.’ Luther hield zijn hoofd omlaag en sprak zachtjes: ‘Ze was helaas niet sterk genoeg.’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Hoi Richard.
BeantwoordenVerwijderenGefeliciteerd met de publicatie van Caroline's dagboek. Naar mijn mening wordt hier een geweldig debuut afgeleverd door een veelbelovende schrijver, een schrijver waar we ongetwijfeld nog veel van zullen horen.
Het verhaal is met veel vaart geschreven, ingenieus opgebouwd en het leest als een trein. Kortom, een echte pageturner.
Groetjes Beppie.
In één dag uitgelezen! !maar komt hier geen vervolg op? Ik wil echt weten hoe het verder afloopt!
BeantwoordenVerwijderenGeniaal geschreven.benjamins humor echt gewelig! !
In één dag uitgelezen! !maar komt hier geen vervolg op? Ik wil echt weten hoe het verder afloopt!
BeantwoordenVerwijderenGeniaal geschreven.benjamins humor echt gewelig! !